Een week lang vertoeft Jongbloed! aan de Leiebocht ten Zuiden van Gent, waar we werken aan een ‘bezoekersgids’ met een twist. Daar waar kunstenaars als Gust de Smet , Frits van den Berghe , Gustave van de Woestyne en Constant Permeke woonden, werkten en revolutionaire dingen deden. In een schildersdorp waar deze jonge kunstenaars inspiratie opdeden in het ongerepte landleven. Na een mooie wandeling door het regenachtige Deurle en Sint-Martens-Latem leerden we de persoonlijkheden achter deze namen kennen. Jongbloed!er Marie-Gabriëlle stelt ze graag even kort voor.
Na een helse tocht met de trein en de fiets zijn we deze ochtend aangekomen in Deurle. Een mooi, idyllisch dorpje aan de Leie, vlakbij Sint-Martens-Latem. Rond 1890 haalden veel Vlaamse kunstenaars hier hun inspiratie. In de industriële stad Gent was het niet aangenaam vertoeven: de woningen waren er duur en vies. De keuze om naar Latem te trekken was dan ook snel gemaakt: het was hier goedkoop, mooi en de mensen waren er vriendelijk.
Tijdens onze (regenachtige) dorpswandeling vandaag kwamen er heel wat namen naar boven. Omdat we het over deze kunstenaars de hele week zullen hebben, is het wel handig om ze eventjes voor te stellen.
Het begint allemaal met Xavier De Kock. Hij werd bevriend met de burgemeester van Latem: Albijn Van Den Abeele (bijnaam Binus!). De Kock zette Van Den Abeele aan om te schilderen. Natuurlijk, met een burgemeester die schildert, is de stap om naar dat dorp te verhuizen sneller gemaakt. De eerste groep artiesten die naar deze streken verhuisden bestond onder andere uit Valerius ‘Valleke’ de Saedeleer (die 140 kilo woog), Karel en Gustave Van De Woestyne en George Minne. Zij zetten zich af tegen Emile Claus (één van de bekendste impressionistische Vlaamse kunstenaars).
Belangrijker voor ons zijn drie andere namen: Gust, Frits en Constant.
Gustave ‘Gust’ de Smet en zijn broertje Leon hebben daarna allebei een tijdje in Sint-Martens-Latem gewoond. Zij keken wel op naar Emile Claus en begonnen ook als impressionisten te schilderen. Hun levenswijze was losbandig en vrij: een echt kunstenaarsbestaan. Ze betaalden hun eieren met schilderijen! Gust de Smet ontwikkelde later een eigen stijl, zijn broer Leon bleef hangen bij het impressionisme.
Frits van den Berghe, goede vriend van de De Smetjes, haalde zijn inspiratie ook uit de Leiestreek. Tijdens de eerste wereldoorlog is hij (samen met veel andere kunstenaars) naar Nederland gevlucht. Daar kwam hij in contact met de Duitse expressionisten en sloot zich daarbij aan. Nog later werd hij ziek en werden zijn kunstwerken steeds meer surrealistisch.
En dan is er nog Constant Permeke. Uit wat ons vandaag verteld werd tijdens de rondleiding kon ik opmaken dat hij toch geen gemakkelijke mens was. Hij schilderde de armoede en ellende van mensen op het platteland.
Deze drie vrienden vormen de basis voor de volgende tentoonstelling van het KMSKA in de Fabiolazaal (die opent in september): De Modernen. Rondom Permeke. Met deze nieuwe bagage kennis kunnen wij dus aan de slag. Morgen meer nieuws!