Tentoonstellingen

Afgevoerd wegens gebrek aan onderhuids modernisme

In de expo Onwaarschijnlijk echt. Magisch realisme en nieuwe zakelijkheid brengt curator Herwig Todts neorealistische werken uit de collecties van het Gemeentemuseum Den Haag, Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet en het KMSKA samen. Op de museumblog gaat hij geregeld in op een aspect van de tentoonstelling. Vandaag bekijkt hij twee werken die de tentoonstelling niet haalden, maar hem toch intrigeren.

Gustaaf De Bruyne (Mechelen 1914 – 1981 Poederlee), Boomstronk, ets (2de staat), 225 x 175 mm, inv. 3229

Gustaaf De Bruyne (Mechelen 1914 – 1981 Poederlee), Boomstronk, ets (2de staat), 225 x 175 mm, inv. 3229

De tentoonstelling Onwaarschijnlijk echt vraagt aandacht voor magisch, zakelijk en andere soorten van neorealisme uit het interbellum in België, Nederland en elders in Europa. Het gemeenschappelijke kenmerk van al deze vormen van realisme is het onderhuidse modernisme dat hier en daar opduikt in de vormgeving en de iconografie van de tentoongestelde werken. Gustaaf De Bruyne was een tijdgenoot van Gustave Van De Woestijne en Charley Toorop en zijn werk is uitgesproken realistisch. Toch werd hij niet voor de tentoonstelling geselecteerd. Niet alleen omdat de beperkte ruimte in de Koningin Fabiolazaal ons noopt tot kieskeurigheid. Maar ook omdat het zogenaamde onderhuidse modernisme in het werk van De Bruyne maar zwakjes aanwezig is. De ets Boomstronk illustreert dat. De Bruyne beheerst de knepen van het realisme haast virtuoos en wekt moeiteloos de indruk dat hij de werkelijkheid tot in de kleinste details kan weergeven: gras en onkruid aan de voet van de restanten van een knoestige, nagenoeg dode boom; de prikkeldraad met hier en daar zelfs een plukje droog gras. Volgens de Nederlandse neorealist Pyke Koch is het magisch realisme een poging om een onwaarschijnlijk maar ogenschijnlijk waarheidsgetrouw beeld te maken (terwijl het surrealisme een onmogelijke werkelijkheid uitbeeldt). Je kan de compositie van De Bruyne niet zonder meer “onwaarschijnlijk” noemen. Maar de raaf, de prikkeldraad, de stervende boom en de spin in het web,… Al deze elementen zijn toch zeer nadrukkelijk aanwezig. Heeft het beeld dan een allegorische bedoeling? Is de raaf een teken van het kwaad, brenger van slechts nieuws of symbool voor vrijwillige eenzaamheid? Verwijst de prikkeldraad naar Christus’ doornenkroon?

Visuele allegorie?

Gustaaf De Bruyne, Camille Huysmans en Reinaert de Vos, 1947. Paneel 46 x 30 cm. KMSKA inv. 3234

Gustaaf De Bruyne, Camille Huysmans en Reinaert de Vos, 1947. Paneel 46 x 30 cm. KMSKA inv. 3234

Ook in Van den Vos Reynaerde speelt Tiecelijn, de raaf, een belangrijke rol. Gustaaf De Bruyne heeft zich meermaals laten inspireren door het oude dierenepos. Het museum beschikt bijvoorbeeld over het portret dat De Bruyne van de grote socialistische staatsman Camille Huysmans schilderde. De Bruyne toont Huysmans in het gezelschap van een (wijze) uil, een (sluwe) vos en een meeuw. De meeuw zou een symbool van “liefde voor de vrijheid” kunnen zijn maar in een brief aan Huysmans schreef De Bruyne dat de meeuw stond voor de broosheid van de regering die door Huysmans in 1946 werd geleid. Dat de raaf, de prikkeldraad, de dode boom, en de spin in het web bij Boomstronk onderdelen zouden zijn van een visuele allegorie is dus zeer goed mogelijk. Maar de precieze samenhang ontgaat mij voorlopig. Suggesties zijn dus welkom! Boomstronk was overigens een van de 5 werken van De Bruyne die de dochters van Camille Huysmans, Sara en Marthe, aan het KMSKA gelegateerd hebben.

Herwig TODTS

Standaard